• Nieuws
  • Promotieonderzoek: Mogelijke oorzaken en voorspellers van dyslexie

Promotieonderzoek: Mogelijke oorzaken en voorspellers van dyslexie

Lees voor

31 augustus 2021

Baby’s uit een familie waarin dyslexie voorkomt, laten een (subtiele) vertraagde ontwikkeling van spraakklanken zien in vergelijking met baby’s zonder een zogenoemd Familiair Risico. Dat ontdekte taalkundige en Auris-onderzoeker dr. Maartje de Klerk in haar promotieonderzoek ‘Vowels in Development’.

De Klerk onderzocht de ontwikkeling van spraakwaarneming in het eerste levensjaar. Ze verdedigt haar proefschrift vrijdag  3 september om 12.15 uur aan de Universiteit Utrecht. De verdediging is te volgen via de livestream.

Hoewel dyslexie vooral een lees- en spellingsprobleem is, zijn er veel aanwijzingen dat de eerste problemen ontstaan in de ontwikkeling van de spraakwaarneming in de voorschoolse periode. Het lijkt erop dat kinderen die later dyslectisch blijken te zijn moeite hebben met het onderscheiden en herkennen van spraakklanken. Een mogelijk gevolg daarvan is dat kinderen moeite hebben met het leren van de relaties tussen de spraakklanken en de geschreven vorm, de letters.

Een ‘familiair risico’ op dyslexie
Kinderen met een dyslectische ouder hebben een grotere kans om zelf ook ernstige en hardnekkige lees/spellingproblemen te hebben dan kinderen bij wie dyslexie niet in de familie voorkomt: in Nederland hebben ongeveer 30%, van de kinderen met een dyslectische ouder zelf ook dyslexie. Dat is 4% voor kinderen bij wie de ouders geen dyslexie hebben. Er zijn dus kinderen die een ‘familiair risico’ (FR) op dyslexie hebben. Op basis van dit familiaire risico kunnen mogelijke voorlopers van dyslexie, zoals de spraakwaarneming, onderzocht worden vér voordat kinderen leren lezen en spellen.

 

Babylab
In haar onderzoek keek Maartje de Klerk naar de ontwikkeling van spraakwaarneming in het eerste levensjaar. Ze vergeleek baby’s met een ‘familiair risico’ (FR) op dyslexie (door aanwezigheid van dyslexie in hun familie) met baby’s zonder dat risico. Het onderzoek is gedaan in het babylab van de Universiteit Utrecht.

Een veelgebruikte methode om de spraakwaarneming bij baby’s te meten is het ‘kijk- en luisterexperiment’. Hierbij zitten baby’s in op schoot bij de ouder/verzorger of in een stoeltje waarin ze zelfstandig kunnen zitten. Ze kijken naar een scherm waarop een eenvoudige afbeelding te zien is. Tegelijkertijd horen ze de spraakklanken. De afbeelding op het scherm verandert niet gedurende het experiment, maar de klanken die aangeboden worden wel. De kijktijd (maat van interesse) is de maat die genomen wordt om analyses mee te doen.

De resultaten van het onderzoek van De Klerk duiden erop dat FR-baby’s niet helemaal hetzelfde patroon laten zien in de ontwikkeling van klinkers als de NFR-baby’s. Er zijn (subtiele) aanwijzingen dat de ontwikkeling van spraakklanken vertraagd verloopt in de FR-baby’s. Echter, er wordt geen uitsluitsel gegeven dat de manier waarop spraakklanken geleerd worden (via statistisch leren), verschilt tussen de twee groepen. De resultaten van het onderzoek dragen bij aan fundamentele vragen over de mogelijke oorzaken en voorspellers van dyslexie. Meer over het onderzoek naar de spraakwaarneming lees je op de site van de Universiteit Utrecht.

Auris en onderzoek
Taalwetenschapper Maartje de Klerk is senior onderzoeker binnen Auris Ondersteunde Diensten. Binnen Auris is zij  betrokken bij verschillende onderzoeksprojecten, voornamelijk binnen zorg. Door wetenschappelijk onderzoek & innovatie wil Auris de praktijk continu verbeteren en vernieuwen. Begin 2019 is Auris Zorg erkend als expertiseorganisatie ZG (Zintuiglijk Gehandicapten) door ZonMW. Ook zet Auris in op innovatie. Lees meer over onderzoek bij Auris.